Waarheidsvinding
De waarheid is een begrip dat in de filosofie steeds minder populariteit geniet. Er wordt niet meer geloofd in de mogelijkheid van een objectief standpunt van waaruit wij de wereld zouden kennen. Toch kunnen wij niet zonder de waarheid. Het is een menselijke behoefte.
In 1619 dacht de Franse filosoof en wiskundige René Descartes: “Hoe kan ik er zeker van zijn dat iets echt waar is”. Om daar achter te komen, begint hij eerst maar eens aan alles te twijfelen. “Mijn zintuigen bedriegen mij soms”, peinst de filosoof. “Misschien doen ze dat wel altijd. Wie zegt mij eigenlijk dat ik niet droom? Misschien is de hele buitenwereld wel een illusie, voorgespiegeld door een boosaardige demon.”
Enzovoort, tot Descartes bijna verdrinkt in een oceaan van twijfels. Maar dan duikt er in zijn hoofd een zekerheid op die als een rots overeind blijft, een gedachte waar geen speld tussen te krijgen is. Cogito ergo sum, ik zit te denken, dus ik moet er wel zijn.
Als iemand de waarheden van de westerse traditie aan diggelen heeft geslagen, dan was het de Duitse denker Friedrich Nietzsche. Waarheid, schreef Nietzsche ruim honderd jaar geleden, is een illusie die voor de menselijke soortonontbeerlijk is om te overleven. Er zijn geen feiten, er zijn allen maar interpretaties. Nergens werkt het intellect zo leugenachtig als in de mens. Daar zijn bedrog, vleierij, liegen en bedriegen zo de regel dat je je haast niet kan voorstellen hoe een zuivere hang naar de waarheid ooit kon ontstaan. Mensen zijn diep gedompeld in droombeelden en illusies. Hun ogen glijden langs het oppervlak, hun gevoel leidt nergens tot waarheid., maar stelt zich tevreden met het opvangen van stimuli, ze spelen blindemannetje op de rug der dingen.
Tot zover enkele passages uit het artikel van Heleen Pott* uit de NRC van 2 maart 2006. Maar de kern is nog steeds actueel in het werk van de genealoog. We streven naar de zuivere waarheid, het noteren van de werkelijke familie geschiedenis, maar we worden gevoed door twijfelachtige bronnen, vooral beïnvloed door tegensprekende bronnen en gekleurde verhalen uit de overlevering. Zie dit als een uitdaging binnen het vakgebied en blijf objectief in het beschrijven van die geschiedenis. Het vereist een langdurige studie om de achtergronden van de bronnen te doorgronden en daarmee de interpretaties in het juiste perspectief te plaatsen.
Het zal een utopie blijven om vast te kunnen stellen dat ook onze familiegeschiedenis geheel naar waarheid is opgetekend. Het delen van deze kennis vergroot hooguit de geloofwaardigheid. U bent hierbij uitgenodigd in deze boeiende materie.
* Heleen Pott: Bijzonder hoogleraar Kunst en samenleving in humanistisch perspectief aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en docent filosofie aan de Universiteit van Maastricht.